Is er dan niemand die je nog gelooft?

En dan denk je eens rustig in de zetel te genieten van een koffie en plots komen er twee clowns binnen. Je verschiet want je bent tussen slaap en waak en je kijkt nog eens. Clowns, ja echte, met een rood met zwart pak, een rode plastieken neus en de mond en de ogen waren geschminkt. En dan vergeet je dat belachelijk klein hoedje op het hoofd nog.

Je schrikt je een bult en ze staan je daar nog uit te lachen ook, zonder een woord te zeggen. Ongevraagd waren ze.  Je hoort het goed, ongevraagd en zonder kloppen kwamen ze binnen. Je wordt daar kwaad van, is dat niet normaal? Je springt dan recht en roept ‘buiten’ en tegen dat je aan je deur bent, zie je een hoop volk voor hun eigen deur staan.  Je vraagt je natuurlijk af wat ze daar allemaal staan te doen en als je zo kwaad bent, ja ik was kwaad, bekijken ze je alsof je een gek mens bent. Hebben die mensen dan helemaal niets anders te doen?

De clowns draaiden wat rond en plots stond Lea, de verpleegster, daar ook. Je vraagt je af wat die daar weer stond te doen, alsof ze je van achter een hoek staat te begluren. Haar verhaal, dat ze zich verkleed hadden om mij aan het lachen te brengen, geloof je toch zelf niet? Mensen ambeteren, affronteren, voor de gek houden, echt pesten, dat is het.

‘Marietje, je moet je zo niet opjagen’ kwam ze in mijn oor zeggen maar ik doe wat ik wil. Ze trok aan mijn arm maar je laat je toch niet doen, daar ben je te oud voor geworden. Lea zei ook dat ze in alle kamers binnen gingen want dat het een feestdag was, het was de laatste dag van carnaval en morgen begon de vasten. Je begrijpt niet wat dat ermee te maken heeft.

Je antwoordt dan dat je ze de volgende vasten ook zal buiten wippen.

Je hebt dan weer eens geluk want tussen al dat tumult zie je in de verte je dochter naar je toe komen. Je kent haar kordate tred natuurlijk uit duizenden, want je bent in je leven vaak kwaad geweest dat ze zo luid de trap op liep. Altijd gehaast. Maar nu ben je opgelucht natuurlijk, ze komt net op tijd. 

‘Ach, ik ben zo blij dat ik je zie’, zeg je dan. En dan wil je haar vertellen dat er dwaze vrouwen binnen gekomen waren in mijn huis en dan loopt zij daar met een glimlach op haar gezicht en zegt ze ‘make, het komt goed, kom we gaan binnen.’ ‘Make, make’, nog iemand die je op je gemak wil stellen maar voor de rest niets aan de situatie doet. Je verwacht dat ze achter die clowns aan zal gaan om hen eens goed te zeggen dat ze je met rust moeten laten, maar dat doet ze niet.

‘Wees kalm make…’ en je wordt nog kwader. Dat ge-make is er alleen om wat te flemen en dat wil je niet. Je wil dat ze je serieus nemen, dat ze haar verantwoordelijkheid neemt en tegen die twee wijven zegt dat ze mij met rust moeten laten en dat ze niet zomaar mijn huis  binnen mogen komen.

Je kan niet rekenen op je kinderen. Je ziet dan dat ze zo vlug als ze kan haar brei neemt, dat doet ze altijd als ze hier zit. Wanneer gaat ze die twee clowns dan achterna? Je ziet haar breien en je ziet dat ze je negeert. Je hoort haar praten over het weer en over de mensen die voor je raam  passeren en hoe mooi je uitzicht is…

Je ziet haar zelfs geconcentreerd haar steken tellen als je zegt dat die twee misschien nog in de garage of in de kelder zitten en dat daar veel staat dat ze kunnen meenemen. Je zou verwachten dat ze dan recht zou staan. Maar neen.

Wat doe je dan? Je geeft het op, je besluit te zwijgen en te denken dat je straks zelf nog eens zal gaan kijken in de garage want in de kelder ga je niet meer met al die trappen.

Je zet je dan natuurlijk met de deur goed in het zicht want je kan op niemand rekenen. En dan hoor je haar zeggen dat ze gaat zwemmen en ze vraagt of je mee gaat. Je weet dat zij ook  weet dat je nog nooit in een zwembad geweest ben en toch vraagt ze je altijd mee.

Je antwoordt niet meer op al die leugens en neemt je koffie om die eindelijk op je gemak uit te drinken. Koud. Je hoort haar vragen of ze een andere koffie zal halen maar je antwoordt daar niet meer op.

Je ziet haar aarzelen of ze direct zou vertrekken of nog eventjes zou gaan zitten. Je laat haar nog even sudderen.  Je weet dat ze altijd op uur staat en dat er voor jou geen tijd over is. 

Ze vertrekt. 

Even later is ze daar terug en je hoort haar zeggen ‘Mama, het waren cliniclowns die daarnet in je kamer waren, om je te laten lachen, ze zitten nu in de zaal!’

Je kijkt verwonderd dat ze nu pas doorheeft waarover ik haar al de hele tijd vertel, luistert zij wel? Je hoopt dat je kinderen verstandig zijn maar zij loopt ook al in dat verhaal van die clowns.

En wat zeg je dan? ‘Ga maar zwemmen en verdrink je niet of ik zit hier weer alleen.’

Laat een reactie achter

Scroll naar boven