Elke stap is belangrijk, 10 000 per dag is het doel, ik parkeer mijn auto op een stevige stapafstand. Een postauto rijdt mij traag voorbij. In de overigens lege wachtzaal zit een jonge vrouw. Om welk uur zij haar afspraak heeft? Dat was een half uur geleden en nee, de dokter is nog niet in zicht. Ik merk dat mijn buurvrouw over haar stoel schuift, rechtop staat, terug gaat zitten, op haar rug wrijft en daarna diep zucht. Haar doffe ogen stralen pure ellende uit. ‘Jij ziet er moe uit’ zeg ik, zij voelt zich gezien en gehoord en we geraken aan de praat. Na een zware revalidatie na een herseninfarct, heeft ze weet van een scheurtje in de aorta dat spontaan moet genezen, niet te opereren. ‘Ik leef op een tijdbom’ zegt ze nog net als we een hoge stem horen naderen. De man gesticuleert met zijn linkerarm en heeft een halve doos aardbeien in de rechterhand, terwijl hij links en recht goeiemorgen roept. Rechts zit niemand.
De jonge vrouw lacht zwak naar mij vooraleer ze hem volgt in zijn kabinet. ‘Hopelijk deelt hij zijn aardbeien’, grap ik als flauwe troost.
Na nog een half uur verwelkomt hij mij bijna hyper en vertelt dat hij te laat was omdat een postauto zomaar achteruit reed tegen zijn auto. ‘Je hebt geluk, het is een arbeidsongeval’, zeg ik droog. Verder niets, ik wil geen uitleg want een kras op een auto is niets bij wat ik zag in de ogen van de vorige patiënte. Ik hoop dat hij haar zijn verhaal bespaarde.
Ik moet hem niet, niet als mens en niet als dokter want het medicijn waarmee hij mij verlossing beloofde, miste doel. Ik had hem geloofd en nu ben ik ontgoocheld. Zijn stem stijgt terug een paar trappen en hij krijgt rode vlekken in zijn nek, als ik het hem vertel. Dat hij daarmee nochtans eerder resultaat boekte bij vooral jongere meisjes met snaaizucht en een suikerverslaving, zegt hij ter ondersteuning van zijn gelijk. Ik kook maar hou mijn stem laag. De man heeft duidelijk niet naar mij geluisterd; ik eet gezond, weinig suiker en neem nooit tussendoortjes.(Behalve in de schrijfles op donderdag, dan hebben mijn hersenen extra suiker nodig om creatief-intellectuele arbeid te verrichten op een laat uur).
Hij zwijgt, ik zie zijn voorhoofd fronsen en hij noteert iets. De dokter kent zijn ontsnappingsroutes.
Mijn ogen zoeken de aardbeien, ik zie ze niet.
‘Dan gaan we maar meteen een bloedonderzoek doen’, zegt hij terug met hoge stem, alsof de rustpauze zijn stem terug op hoogte bracht. Hij zegt me nog dat ik heel goed bezig ben, nog een manier om te uiten dat hij het allemaal niet meer weet.
Ik neem afscheid, hij maakt geen afspraak. Misschien komt die er niet want ik bewandel nooit wegen die nergens naartoe leiden. Slenterend naar het labo zoek ik mentale vluchtwegen om te voorkomen dat ik in een afgrond tuimel.
Een pijl naar de cafetaria trekt mijn aandacht en ik neem de afslag. Ik bestel een cappuccino en een stuk taart. Het voelt bevrijdend, als een grote foert aan de dokter, door wie ik mij verraden voel. Het besef dat dit mijn bloedwaarden zal beïnvloeden, dat ik de gifbeker drink waarmee ik eigenlijk een ander wil doden, en dat ik het bewijs lever dat ik wel te veel suiker eet, komt te laat.
In de wirwar van gangen zoek ik de vermoeide vrouw en die vind ik in mezelf. Nog voor ik de trap naar de uitgang neem, zet ik me op een bank en neem mijn GSM. ‘We gaan met de meisjes een weekend naar Parijs’ laat ik in een berichtje weten aan de dochters. Ik heb nood aan een andere route.
Dicht bij mijn auto zie ik glasscherven waartussen aardbeien liggen en in mijn hoofd ontstaat een grappig verhaal. ‘Zolang ik kan verzinnen, kan ik het leven beminnen’, bedenk ik en een brede glimlach siert mijn gezicht. Ik wandel gezwind verder, één dochter heeft al geantwoord: ‘Parijs? Graag!’
Hoog tijd om opnieuw te beginnen schrijven zeker?????
