
Er was eens, niet zo lang geleden, een kleine en gelukkige prins. Prinsen horen altijd gelukkig te zijn maar deze was echt gelukkig. Hij genoot van het leven, verveelde zich nooit, kreeg heel veel vrijheid en hij voelde dat hij als prins dingen deed die er echt toe deden. Hij praatte met iedereen in het paleis, hielp waar hij kon en mensen waren echt vriendelijk.
Niet zo veel later, mocht de prins zijn taken niet meer zelf kiezen. Hij moest diners voorzitten, lange saaie voordrachten bijwonen, strak in het pak zitten en alles wat hij deed of zei moest door de molen van het protocol. Hij deed zo hard zijn best om de dingen die hij tegen zijn goesting moest doen toch een beetje met goesting te doen. En toch kwam er kritiek. “Hij was te gewoon, te eerlijk, te behulpzaam, te veel zichzelf, te vriendelijk en daardoor straalde hij te weinig gezag uit”. Hoe meer hij probeerde om toch een beetje zichzelf te zijn met een aantal compromissen, hoe fouter het liep en hoe meer controle hij kreeg van zijn adviseurs. En de pers lag steeds op de loer. Constant wachtte iemand op zijn volgende fout. En hoe harder hij zijn best deed, hoe meer fouten hij leek te maken. De prins kon wel tegen een stootje, zette door en oefende zijn glimlach in de spiegel. Toch lachte hij te luid of te stil of niet op het juiste moment of niet op de juiste toon of tegen de verkeerde. Altijd was het wel wat.
De grotemensenwereld leek niet klaar voor hem. Zo dacht hij. Goedlachse, blije en gelukkige prinsen worden niet ernstig genomen. De boekjes stonden vol waarheden die hij niet zo had ervaren. Echte klappen in het gezicht zelfs stompen in de maag hadden niet meer pijn kunnen doen. Hij voelde zich uitgesloten van ernstige beslissingen, een marionet, een voddenpop. Leeg van binnen, fake van buiten. De journalisten bleven maar schrijven en hij mocht en kon zich niet verdedigen. Zijn vader en moeder leken enkel bekommerd om de commentaar en hun positie.
Stilaan werd hij ziek, eerst een knagend gevoel in zijn maag, dan een steek in zijn hart, barstende hoofdpijn en nadien totale uitputting. De dokter vond niets ernstig maar dat was geen troost. Soms kwam woede in hem op en die probeerde hij te onderdrukken. Woedende mensen ziet men niet graag en het past niet binnen het protocol. Hij was aan handen en voeten gebonden en hij had zo graag eens gezegd dat hij prins en mens was. Maar prinsen horen dat niet te doen, daar is de monarchie te frêle voor.
De prins werd ziek en trok zich terug in zijn eigen vertrekken. Hij hoopte niet op een genezing want dan moest hij het oerwoud vol hongerige beesten terug in. Als hij zichzelf niet kon zijn, dan wou hij eigenlijk niets meer. Daarom kroop hij elke nacht diep onder de dekens en als de zon begon te schijnen, kroop hij nog dieper.
De prins wou niemand meer zien. De koning en de koningin vroegen een wijze maar toch afgedankte koningin om de prins op te beuren. De prins verwachtte niets.
Met veel bravoure kwam ze zijn slaapkamer binnen. Ze droeg kleurrijke kleren, een hoed vol echte bloemen, ringen van steen en kleurrijk plastiek en haar ogen straalden tussen de bloemen op haar hoed die zelfs tot over haar gezicht hingen. De prins was zo geschrokken dat hij de slappe lach kreeg. Dat paste niet maar het luchtte wel op. De koningin nam het hem niet kwalijk en activeerde zijn lach door nog meer gekke smoelen te trekken. Een lakei vluchtte weg omdat hij in eer en geweten geen getuige kon zijn van dit schouwspel.
Nu ze alleen waren, gaf de koningin de prins een kaarsje. “Dit is het kaarsje van de dankbaarheid” zei ze. Dat klonk niet echt geloofwaardig voor een prins in een uitzichtloze situatie. Alleen op zijn kamer zitten, was het beste wat hem in zijn leven restte.
“Als je het lichtje laat branden zal jij dankbaarheid voelen”.
“Waarvoor moet ik dan dankbaar zijn? “
“Voor het lichtje.”
De prins zweeg.
“Omdat ik je kom bezoeken.”
De prins keek schalks, dit was te zot voor woorden.
“Omdat de zon schijnt.”
Plots zag de prins de zon maar hij bleef zwijgen.
“ Omdat je een mooi mens bent.”
De prins kreeg rode wangen en hij lachte. Hij dankte de koningin. Dat was een begin.
Elke dag startte de prins zijn dag met een kaarsje en intussen had hij een hele lijst met dingen waar hij dankbaar kon voor zijn. Hij las ze elke morgen, vaak tegen zijn zin maar hij zorgde er voor dat de lijst langer werd.
De ogen van de prins waren al minder dof. Overdag durfde hij zijn bed al verlaten maar nog niet zijn kamer. Hij bleef eerlijk met zichzelf en ook al was hij dankbaar, de wonden die woorden hadden geslagen waren niet genezen en werden zelfs regelmatig opengereten, vooral door zijn eigen gedachten.
De koningin kwam op bezoek en gaf hem een tweede lichtje. Het lichtje van vergeving.
“Als een wonde pijn doet of ettert, moet je een kaarsje aansteken en jezelf en de ander vergeven. Niet kunnen vergeven is als zelf een gifbeker drinken en hopen dat de ander dood valt.”
De jonge prins probeerde het, baatte het niet, schaden deed het ook niet. Soms voelde het goed, soms was de pijn te hard en stopte ze zelf een extra naald in de wonde omdat je pijn niet meer voelt als ze meer dan meer pijn doet. En als je een lieve prins bent, lief voor ieder ander, bestaat de kans dat je eerder jezelf dan de ander pijn gaat doen.
De koningin zag de twijfels van de prins en gaf hem het derde kaarsje, het kaarsje van de spijt.
“Je maakt een ander niet gelukkig door jezelf te kwetsen”, zei ze tegen de jonge prins. Zeg heel vaak tegen jezelf dat je spijt hebt van wat je jezelf aandoet. Mensen handelen niet uit onwil maar omdat ze frustraties opliepen, omdat ze bang of gestresseerd zijn of omdat ze zich verstandig willen voordoen.
“Wat kan ik doen om mensen niet gefrustreerd te laten zijn?” vroeg hij, bezorgd om zijn onderdanen. “Jij? Niets! Dat moeten ze zelf doen.”
En toen de koningin een vierde keer kwam, hield ze een hele grote kaars in haar hand. “Dit is de kaars van de liefde”, zei ze fier. “Nu kan je echt van jezelf en de ander houden”. De prins zette kleine stapjes. Hij werd langzaamaan weer zichzelf met zijn gaven en zijn fouten, gewoon zichzelf. Hij wist dat hij niet perfect was maar gewoon mens, gewoon genoeg en met de juiste bedoelingen. Er waren mensen waren die niet van hem hielden. Dat schijnt normaal te zijn.
Had je een ander einde verwacht voor de prins? Iets heldhaftigers? Zijn criticasters laten straffen of vierendelen? Geselen misschien? Ze allemaal in de vergeetput stoppen? Of hun kop onder de guillotine leggen?
De geschiedenis leert dat dit niet veel uithaalt. Er zullen altijd gefrustreerde mensen zijn.
De prins kan er alleen voor zorgen dat hij die nare ziekte niet krijgt.
Prettige kersttijd!! En denk vooral aan je eigen gezondheid.