“Heb je er zin in?”

Neen, ik had er even geen zin in !

Of ik er zin in had, vroeg de vriendelijke dame met een glimlach achter de balie van de fitness. De meeste sporters hebben er meestal zin in. Dus op het eerste zicht is dit een onschuldige, een retorische vraag waar je “ja”, een knikje of zelfs geen antwoord op verwacht. Als je die vraagt krijgt op een normale, doorsnee zaterdagvoormiddag, voor je rustig kan gaan sporten om daarna een heerlijke douche te nemen om het weekend te starten, geef je toch als antwoord: ” Ja, ik heb er echt zin in, ik ben er voor opgestaan, ik kijk er al twee dagen naar uit, fantastisch dat ik hier kan zijn en mag zijn, ik hou meer van mezelf als ik in het zweet sta, …” ?

Niet bij mij, niet zaterdag. De reden zal ik iedereen onthouden maar Murphy vond en vindt mij de laatste dagen en doet zijn werk grondig. Hij zet zelfs door. De volgende dag zat mijn tram meer dan een uur vast in het zand. Had ik op de juiste trein gezeten, ik had een tram vroeger kunnen nemen, vlak voor de zandstorm. Dit tussendoor.

Bij mij gaf “Heb je er zin in?” kortsluiting. Ik had er geen zin in. Ik was liever met mijn luie kont op de bank gaan hangen, de weekendkrant van HLN gelezen, wat foute muziek beluisterd. Neen, ik had geen zin om mij een uur af te beulen en ik zou mij moeten haasten want ik moest nog koken en had nog verplichtingen voor de noen.

Gelukkig houden mijn alerte hersencellen mijn impulsen onder controle want ik ben iemand die meestal heel spontaan reageert. “Ik zal er zin in krijgen”, zei ik bedacht nadat mijn ratio het overnam van mijn emoties. Maar ik vrees dat mijn non-verbale communicatie niet matchte met mijn antwoord.

Neen, zaterdag was een verplicht nummertje. Mijn aangeboren koppigheid- eerlijk gezegd, ik hebt die nodig – commandeert mij om minstens twee keer per week naar de fitness te gaan. Als ik het sporten te vrijblijvend opneem, kom ik er zelfs niet elke week want spontaan sporten is niet echt mijn ding. Ik doe dit omdat het moet op mijn leeftijd en omdat ik mij altijd beter voel, achteraf.

Ik had schuldgevoelens tegenover de balieassistente want ik weet dat vriendelijk blijven in alle omstandigheden moeite kost.  Doorgaans ben ik een positief iemand die een ander niet vlug zal overladen met mijn eigen negatieve emoties. Ik werd al afgevallen omdat ik te positief ben, omdat ik het beste in een situatie bleef zien, omdat ik dingen en mensen verdedigde die een ander al lang afschreef. “Naïef” noemen sommigen dat.

 Doorgaans die ik ook moeite om vriendelijk en attent te zijn. Ik geloof dat ik terug krijg wat ik uitstraal, zonder dat een bewijs of tegenbewijs nodig is. Dat is mijn positieve zelfbehoudende ingesteldheid, waar ik mijn voordeel uit haal.

Op een verplicht seminarie waar ik meer ongelukkige dan gelukkige mensen mocht ontmoeten, kreeg ik de schampere opmerking dat ik altijd met de glimlach op mijn gezicht liep. Maar ik voelde mij daar goed! Ik had in de kamer de afstandsbediening voor mij alleen, had goed en alleen geslapen, werd die nacht niet gestoord door een kind dat niet kon slapen, het bed werd voor mijn opgemaakt, het ontbijt geserveerd en ik moest geen files trotseren. Hoe cool is dat? Mensen die deze privilegies jaar in jaar uit krijgen, kunnen dat niet begrijpen.

Elke dag heeft wel een reden om een glimlach op je gezicht te toveren.  

Vriendelijk-zijn kan voor klagers een vorm van pesten zijn. Een glimlach en een positieve opmerking is niet wat zij verwachten. Zij willen gesteund en bevestigd worden in zijn negativiteit.

Ik probeerde te genieten van het sporten, de vraag “Heb je er zin in?” bracht een mindshift teweeg.  In het naar buiten gaan lachte ik naar de balieassistentie en zei ik haar dat het deugd gedaan had, om iets goed te maken. En ik meende het nog ook.  

Laat een reactie achter

Scroll naar boven