Romeo in Parijs

Een dagje Parijs vorige maand herinnerde mij aan een romantische Romeo die we in Saint-Denis mochten ontmoeten een 5-tal jaar geleden in deze periode, kort voor Sint-Valentijn.

” Het kan voor mij niet meer stuk, alles valt mee. Ik heb eindelijk mijn rijbewijs en ik kocht een grijze volkswagen voor een schappelijk prijsje. Hij rijdt goed, ik heb ruimtelijk inzicht, een GPS is niet nodig. Een auto verandert je leven, dat kan ik je verzekeren. Door die auto is Kinny een blond en sexy poepeke eindelijk voor mij gevallen. Ik had haar al lang op het oog maar ze wees mij voortdurend af.

Tot nu, ik heb een auto en ik heb een lief, YES! Op onze eerste avond samen volop in de sfeer van Valentijn stel ik het haar impulsief maar vanuit de grond van mijn hart  voor. “Laat ons naar Parijs rijden, we kunnen samen naar de lichtjes van de Eifeltoren kijken”. Ze kijkt me in de ogen en ik voel dat ze even aarzelt omdat ze om drie uur moest binnen zijn, thuis. Het is de kans van haar leven want ze is nog nooit buiten de Antwerpse ring geweest, ik ook niet. Haar ogen blinken van goesting naar een groot avontuur. “Ja”, zegt ze schuchter. “Yes!”

Missie geslaagd! Gewapend met “oui, non, je t’aime en de vervoegingen van être en avoir” in mijn talenknobbel, vertrekken we. Parijs vinden is niet moeilijk. Met één hand aan mijn stuur en het andere afwisselend op haar knieën en op de versnellingspook, rijden we de grens over. “Paris, here we come”. Of is dat Engels?

Het is middernacht, een moment om nooit meer te vergeten; zij, IK en de Eifeltoren, alle drie in volle glorie. Kan het leven mooier zijn? “Schatje”, zei ik,” als we nu terug rijden ben je op tijd thuis en we kunnen dit volgende week overdoen. Ik ken nu mijn weg”. We vertrekken maar toen begon de miserie. Nergens staat een plakkaat Antwerpen, zelfs Namen of Brussel staan niet vermeld. Wij rijden de periferie op en dan weer af en dan weer op en dan komen we in een zwarte, grauwe wijk en dan rijden we af in Versailles en dan rijden we terug op de periferie en dan rijden we door een wijk waar niemand op straat loopt en dan zien we twee zware mannen maar we durven hen de baan niet vragen.

We rapen alle moed samen nadat we nog een keer rond Parijs toeren en de Eifeltoren intussen al meerdere keren zagen. Een oude man laat zijn hond uit en we vragen in het schoon Antwerps met enkele Franse en Engelse woorden ertussen hoe we thuis kunnen geraken maar hij begrijpt mijn Frans niet. Ik wil mijn lief niet tonen dat mijn moed intussen in mijn sneakers zit. Zij bijt al haar gelnagels af van zenuwachtigheid en uit schrik voor hare pa. Zo jammer, ze had juist gespaard voor nagels met rode roosjes en hartjes voor ons eerste rendez-vous. Ik voel me schuldig. Even wil ik haar verstrooien door haar te laten spelen met dat mooie roze beertje dat ik haar cadeau gaf. Vijf minuten had ze verstrooiing en dan begint weer te bijten gelijk een konijn. Ik vrees voor haar vingers. Ze weent. Daar kan ik niet tegen, ik ben aan het einde van mijn Latijn maar neem haar in mijn armen en merk dat zij het waardeert.

Het begint stilaan te klaren, de klok van drie heeft al een hele tijd geleden geslagen en mijn weekbudget benzine is er ook al door. Ik zeg tegen mijn lief dat ze best een berichtje stuurt naar huis maar tot overmaat van ramp is haar GSM plat. “Het is wat het is en we kunnen er niets aan veranderen”, zeg ik haar en het klinkt eigenlijk tamelijk wijs. Maar ik zie dat het haar niet troost. Jammer.

Die Fransen spreken geen vreemde talen en hun Frans trekt ook op niets. We rijden weer even verder en intussen vind ik de periferie niet meer. Waar is die nu naartoe?

Mijn lief viel in slaap en ik probeer nog wat verder te rijden. Om negen uur ben ik aan het rondtoeren in Saint-Denis, nu weet ik tenminste waar ik ben. Moest ik nu ook nog weten waar dat is! Ik denk dat we buiten Parijs zijn, al staat er nog steeds Paris op de meeste borden.

Plots zie ik een Belgische nummerplaat. Ik snijd de wagen de pas af zodat hij niet kan  ontsnappen. Ik loop vlug naar de auto. De twee dames kijken eerst heel verwonderd  en ik vertel vlug dat we al van één uur deze nacht aan het zoeken zijn naar de weg naar Antwerpen. (Ik durf niet vertellen dat het eigenlijk al een uur langer is, uit eerlijke schaamte.) Die madammen glimlachten vriendelijk. Het zijn Vlamingen, oef. Ze tonen mij onmiddellijk de juiste weg, gewoon de A1 naar Lille volgen en die begint gewoon om de hoek. Wat een naam hebben die Fransen voor Rijsel! We komen uiteindelijk om twaalf uur die middag thuis. Mijn lief is wakker en ik spreek haar moed in voor haar vader. Ik begrijp die man ook wel, ze is pas 16. Ik blijf hopen dat haar vader zo blij zal zijn dat hij haar terug ziet en misschien vertrouwen krijgt in mij. Ik bel dapper samen met haar aan de deur van haar ouders en haast mij uit schrik even vlug terug in mijn auto. Je wil niet weten waarmee haar vader mij bedreigde. Volgende week heeft ze huisarrest. Ik geef haar niet op, ik ga zoals Romeo een liedje zingen onder haar balkon. En zondag ga ik bijklussen in mijn stamcafé want ik wil een GPS.”

Die twee lieve dames dat waren mijn vriendin Ann en ik. Wij kunnen niet elke dag een jonge knaap die weg kwijt is, helpen maar we doen het graag. Vanuit het oogpunt van de liefde kunnen wij alleen zeggen “RESPECT”. Dit verhaal getuigt van zin voor romantiek en initiatief. Wij kunnen geen betere jongen wensen voor onze eigen dochters. En dan die spontane eerlijkheid…. Deze jongen zegt de waarheid, op elk moment. Zo hebben wij de mannen graag.

Als jij een verhaal hoort van iemand die 9 uur rondgereden heeft in Parijs nadat hij de Eifeltoren eerst vond zonder problemen vond, dan is dat waarschijnlijk onze Romeo.

Laat een reactie achter

Scroll naar boven